Cultuursmakers

Brussel MultiMolem

Brussel aan Zee deel 4 - Op naar Laken

Deel 4: op naar Laken

Nu geen metro meer maar tram 3 tot de halte De Trooz.   Of kom gewoon met ander vervoer naar De Troozplein of Redersplein.

Wie dit deel samen met deel 3 wil doen begint  aan B en neemt deel A er bij op de terugweg.

A.                Naar het Redersplein

Vertekken doen wze aan de tramhalte aan de hoek van de Paleizenstraat en de Antwerpsesteenweg.  We steken de brug over in de richting van de kerk van Laken.  In die kerk bevindt zich de koninklijke crypte en vlak ernaast is de ingang naar het kerkhof van Laken.  Beiden zijn op een andere dag een bezoek waard.

Aan de linkerkant van de brug ligt het Vergotedok, een van de twee havendokken waar nog industriële activiteit heerst.  Dot dok maakte deel uit van het historische kanaal en werd bij de diverse moderniseringen verbreed en verdiept.  Vanuit dit dok vertrok to na de tweede wereldoorlog een scheepvaartverbinding naar Londen.

Het dok werd genoemd naar de eerste voorzitter van de Raad van Bestuur van de n.v. Zeekanaal en Haveninrichtingen van Brussel, Auguste Vergote.  Deze was van 1885 tot zijn overlijden in 1906 gouverneur van de provincie Brabant en werd in die hoedanigheid door de Belgische Staat voorgedragen als voorzitter van de n.v. Zeekanaal.  De provinciegouverneur is immers een ambtenaar die in de provincie wordt aangesteld door de regering.

Net over de brug draaien we langs links over de Jachtenkaai naast het kanaal waar we het Monument aan de Arbeid van Constantin Meunier zien.  Constantin Meunier was een schilder en beeldhouwer die bij bezoeken aan de Borinage en de haven van Antwerpen onder de indruk kwam van het harde leven van de arbeiders.  Dit liet sterke sporen na in zij geëngageerd werk.  De werken van Meunier die in het bezit zijn van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten zijn tentoongesteld in het Meunierhuis aan de Abdijstraat in Elsene.  Een tip wanneer de musea weer open zijn.

Het monument aan de arbeid kende een bewogen geschiedenis.  Meunier maakte de beelden tussen 1890 en 1902 en vroeg aan architect Victor Horta om een ontwerp voor de plaatsing te maken.  Aan Koning Leopold II werd gevraagd het monument te plaatsen op de rotonde van de Tervurenlaan.  De Belgische staat weigerde dit omdat gevreesd werd voor socialistische manifestaties aan dit monument.  Uiteindelijk kocht diezelfde Belgische staat het monument in 19.3 om te vermijden dat het zou verkocht worden aan het museum van Kopenhagen.

Het duurde tot 1930 voor het monument uiteindelijk geplaatst werd.  Na een architectuurwedstrijd werd het naar het bekroonde ontwerp van architect Mario Knauer op het De Troozsquare geplaatst en ingehuldigd door Koning Albert I.

Bij de heraanleg van de bruggen in 1949 werd het monument gedemonteerd en in 1954 verplaatst naar zijn huidige plaats tegenover de Claessensstraat en de Koninginnelaan naar een inplanting ontworpen door architect Van Montfort.  Omwille van herhaaldelijk vandalisme plaatste de stad Brussel een omheining rond het monument, waarvan enekele elementen aan de zijde van de Jachtenkaai werden weggenomen, zodat men opnieuw bij het kunstwerk kan.  Het monument werd beschermd in september 1995.

Het monument bestaat uit bronzen beelden en hoogreliëfs.  Deze laatsten stellen -elk op een zijde van de kubus - arbeidsactiviteiten voor die verbonden zijn met een van de vier natuurelementen: zo zien we de nijverheid (vuur), de oogst (lucht), de mijn (aarde) en de haven (water).  Bovenaan het monument staat een van Meuniers gekendste beelden; de zaaier.  Aan de voeten van de zaaier staat de beeldengroep die het moederschap voorstelt. Op de drie andere hoeken ziet men zittende figuren: de grijsaard, de smid en de gehurkte mijnwerker.

We stappen langs de kanaalzijde door de Claessenssstraat en buigen mee af naar de Havenlaan, waar we van het water gescheiden worden door het bouwmaterialendorp, waarin de Haven van Brussel de firma’s die bouwmaterialen verhandelden langs zowel het Vergote- als he Bécodok.

Verder langs de Havenlaan doemen aan onze rechterzijde de stapelhuizen die beheerd worden door de Haven van Brussel.  Deze werden gebouwd in de jaren 1950-1960 en telden  vier verdiepingen.  Oorspronkelijk huurden de bedrijven een blok met een gelijkvloers en de drie verdiepingen.  Goederen werden met liften naar de verdiepingen gebracht.  Bepaalde delen konden worden afgesloten en zo werd het mogelijk ook goederen op te slaan die nog onder douanecontrole stonden.  De douane had hier nog een kantoor dat afhing van de zetel in het Hotel des Douanes aan Thurn en Taxis.

Een gewijzigde economische realiteit waarbij langdurige opslag niet meer aan de orde was leidde tot leegstand op de verdiepingen, waardoor de Haven als eigenaar van de gebouwen zich genoodzaakt zag aanpassingen te verrichten.  Zo werden in de jaren 1980 toegangsviaducten gebouwd die de lokalen op de tweede verdieping rechtstreeks toegankelijk maakten voor vrachtwagens.  Deze werd op die manier een soort vals gelijkvloers.  Meteen was er meer interesse voor de huur van stapelruimte.  In de stapelhuizen werd zowat alles opgeslagen wat men zich kan inbeelden met uitzondering van gevaarlijke stoffen en gaande van Perzische tapijten tot de wijnvoorraad van een grote winkelketen.  Door de structuur van het gebouw bleef de temperatuur binnen nagenoeg constant wat bewaring ten goede kwam.

De stapelhuizen voldoen andermaal niet meer aan de vereisten van vandaag, waar meer gestreefd wordt naar stapelen in de hoogte op één verdiep.  Een nieuwe generatie stapelhuizen werd door de haven gepland, maar het kwam nooit tot de bouw er van.

Net voor we aan het Redersplein komen zien we nog een grote betoncentrale van waaruit heel wat werven in het volledige gewest bediend worden.  Deze ligging heeft als voordeel dat de betonmolen dagelijks een rit meer kunnen afleggen dan wanneer ze van de rand van het gewest zouden moeten komen.  Bovendien wordt het bedrijf haast volledig bevoorraad langs de waterweg.

We steken de brug aan het redersplein over en keren terug richting De Trooz.

B.                Langs de Groendreef

We komen nu aan de Groendreef.  Hier stond het station van waaruit op 5 mei 1835 de eerste trein op het Europese vasteland vertrok van Brussel naar Mechelen, waar men het knooppunt van het Belgische spoorwegennet wilden vestigen.  Het station aan de Groendreef was vlug te klein en er werd een nieuw station gebouwd aan het Rogierplein dat in 1846 werd in gebruik genomen.

De Groendreef werd een wandelboulevard en later een van de invalswegen naar de stad.

We blijven langs de zijde van het kanaal.  Ook hier een groothandel in grondstoffen voor de bouw, met daarnaast een grote schroothandel en tenslotte nog een betoncentrale.  De grondstoffen worden aangevoerd per schip en schroot wordt in ruime mate ook per schip afgevoerd naar hoogovens voor hergebruik.

Het belang van deze schroothandel kan alleen maar onderstreept worden door het feit dat we in België voldoende schroot produceren om het ganse grondgebied met een laag van een tiental centimeter te bedekken.  En als we dan weten dat een grootstad heel wat meer schroot voortbrengt dan het platteland…   Bovendien kan iedereen hier met schroot terecht ook in kleinere hoeveelheden, mits zich te houden aan strikte milieuregels: gesorteerd naar metaal en geen vervuilende producten. 

Aan de andere zijde van de Groendreef zien we nu enkele groothandels en veel bewoning.  Merk ook op dat de Groendreef in twee gescheiden is: een dubbele rijbaan aan de kanaalzijde, een enkele richting rijbaan met een ruim fietspad aan de huizenzijde.

Zo komen we terug aan de Jules De Troozsquare, het einde van dit deel van onze wandeling.

Vanaf 29 mei leest u het vervolg

<
>
x